Agathe Wurth

Agathe Wurth woonde en werkte vele jaren in het buitenland (Verenigde staten, Belgie en Groot Brittanie). Ze woont nu alweer jaren in Rotterdam. Ze werkte in een pathologisch-anatomisch laboratorium en daar werd de kiem gelegd voor haar interesse in onnatuurlijke doodsoozaken.

Het email adres van Agathe Wurth is:

agathewurth@misdaadverhalen.nl

 

________________________________________________________________________

 

Interview John Brosens met Agathe Wurth


Agathe Wurth: “Aan mijn werk op het lab heb ik een soort morbide fascinatie overgehouden.”

Couleur locale

Het uitzicht vanuit Agathe’s appartement op de bruggen over de Nieuwe Maas is van een adembenemende schoonheid, een grandioos panorama waar de gedrevenheid vanaf spat. De robuuste golven, zwoegende schepen en jagende wolkenpartijen boven de eigentijdse contouren van deze dynamische stad vormen onvermijdelijk een inspiratiebron voor spannende verhalen.
Ik kom er met moeite los van. Agathe heeft thee gezet en snijdt een fikse punt uit een zelfgemaakte chocoladecake, zo vers dat het nog warm is.
Ik heb een interview met haar aangevraagd wegens De Maasmoorden, haar nieuwe psychologische misdaadroman die binnenkort bij Ellessy Crime verschijnt. Het is — na Ongeluk — haar tweede bijdrage aan het genre van de spannende boeken.

“Hoe is het Ongeluk vergaan?” wil ik weten.
“Ongelooflijk goed verkocht, vooral in het Rotterdamse, en schijnt zowat overal in de bibliotheken te liggen. Ik zal er niet rijk van worden, maar wie in dit land kan van de pen leven? Ik was al blij en trots dat Ongeluk uitgegeven werd. Ik heb er niet mee langs de uitgeverijen hoeven sjouwen; Ellessy was meteen gecharmeerd van het manuscript. Je hoort van anderen dat ze soms zes of zeven keer een verbeterde versie moeten aanleveren, maar dit was meteen raak. Mijn manuscript is feitelijk alleen op spelling en stijl gecontroleerd.”
“Toen je Ongeluk eenmaal echt in je handen had en doorlas ben je vast wel zaken tegengekomen waarvan je dacht: dat pak ik in een volgend boek anders aan.

"Heb je in het manuscript voor De Maasmoorden bepaalde dingen anders aangepakt?”
“Jazeker. Ik beschouw mezelf eigenlijk als een auteur van korte verhalen. Bij het schrijven van Ongeluk voelde ik dat wringen; ik vond het script fragmentarisch, teveel een opeenvolging van losse scènes. Ik was bij Ongeluk dus veel tijd kwijt om naderhand alles aaneen te breien tot één goed lopend verhaal. Bij De Maasmoorden ging dat anders: dat vloeide in één keer als een compleet boek uit mijn pen. Het ging veel sneller. Het is ook flink wat gemener geworden en veel meer vanuit de hoofdpersoon geschreven.”

 

Schrijven als creatief proces

“Hoe zou je jouw schrijfproces willen omschrijven?”
“Ik weet dat jij elke ochtend schrijft! Bij mij ligt dat anders. In het weekend of in de vakanties, dus niet echt met een frequente regelmaat. In de vakanties huur ik altijd hetzelfde huis in Frankrijk. Dan kijk ik uit over een vallei in Frankrijk; mijn man gaat golfen en ik schrijf. Dat rolt er vanzelf iets uit. Bij dit boek had ik halverwege zelf nog geen flauw idee wie het had gedaan!”
“Dat is het tegenovergestelde van een plot dat je vantevoren bedenkt, een verhaallijn waarin alles sluitend is, en het pas daarna op het schrijven aankomt. Jij laat het verhaal dus zichzelf ontwikkelen?”
“Ja. Ik heb een uitgangspunt en ik heb concrete personen op het oog waarvan ik weet dat ze dingen hebben meegemaakt. Dat zijn gegevens die ik benut en bewerk. Daar speel ik mee; dat is de vrijheid die een schrijver heeft.”
“Hoe verhoudt zich dat tot de realiteit?”
“Ik manipuleer de gegevens in de richting waar mijn verhaal om vraagt. Een bestaande dame met één hond krijgt er twee in Ongeluk omdat dat in mijn context noodzakelijk is. Een vreselijk aardig mens maak ik om dezelfde reden totaal onsympathiek. En ik doe research naar het echte politiewerk. Zo kwam ik erachter dat bij een vermissing van een volwassen persoon er meestal sprake is van iemand die ook echt vermist wil zijn. Zonder duidelijke aanwijzingen gebeurt er aanvankelijk helemaal niks. Er worden echt alleen maar grote zoekacties opgestart als daar heel rechtstreekse indicaties voor zijn. De Maasmoorden volgt dezelfde regel: gebeurtenissen en personen in het verhaal berusten op feiten en bestaande mensen. Maar de context heb ik naar mijn hand gezet.”

Ik weet dat Agathe Wurth in een pathologisch-anatomisch laboratorium heeft gewerkt en dat ze daardoor in onnatuurlijke doodsoorzaken geïnteresseerd is geraakt. Nu ze in ons gesprek zelf het forensisch aspect ter sprake brengt lijkt dit een geschikt moment om de verhouding van misdaadverhalen tot de criminele realiteit verder uit te diepen.
“Welke persoonlijke bagage draag je mee bij het schrijven van een misdaadverhaal?”
Agathe begrijpt de hint. “Bij het onderzoek naar verdachte doodsoorzaken blijkt dat er gemiddeld in 40% van de gevallen sprake is van een onnatuurlijke doodsoorzaak. Er blijft dus 60% over voor huis-, tuin- en keukenmoordjes waarbij altijd iemand iets op zijn geweten heeft. Voor mij rijst dan de vraag: kan zo iemand gewoon doorgaan met zijn leven? Je kunt toch wel zeggen dat er drastisch iets is veranderd!”
“Dat heeft gevolgen voor jouw verhalen.”
“Natuurlijk. En ik heb aan mijn werk op het lab een soort morbide fascinatie overgehouden. Daar viel ik ook wel anderen mee lastig. Als we een gast hadden dan fabriceerde ik iets heel doodgewoons in de keuken, gebakken lever of zo, en tijdens de lunch vertelde ik dat het een restantje was van de autopsie die we de dag ervoor hadden verricht. Ik heb belangstelling voor leuke, lugubere dingen. Mijn korte verhalen gaan vrijwel altijd over iemand die ... iets fout doet.”
“Hoe zit dat dan met het morele aspect? De vraag is: komt de dader ermee weg? Of is er sprake van finale op basis van een pay off ?”
“Aan het eind blijkt altijd dat de dader toch iets over het hoofd heeft gezien.”
Agathe snijdt met een behoorlijk groot mes nog een punt taart voor mij af. “Hoe vind je deze thee? Het is Lady Earl Grey.”

Bronnen van inspiratie

“Welke auteurs lees je graag zelf?”
“Ian Rankin, Michael Connolly vind ik heel goed, met zijn Harry Bosch. En ik ben nog steeds helemaal weg van Poirot, de Belgische detective van Agatha Christie. En als het niet over lezen maar over kijken gaat: ik vind de Britse crime series zo geweldig. De hele entourage, de aandacht voor details, de traagheid die de BBC zich permitteert om een verhaal te vertellen. Ze durven dat gewoon. Maar ik ben sowieso dol op Engeland.”
“Heb je ook het gevoel dat sinds je zelf schrijft het onmogelijk is om nog onbevangen een misdaadverhaal te lezen?”
“Ja. Ik lees veel kritischer. Ik herken de structuur in het verhaal, iets waar de spontane lezer geen oog voor heeft. Als mijn manuscript in de min of meer definitieve fase komt, laat ik er anderen naar kijken. Ik mail het naar mijn kinderen en ik doe ook iets met hun respons. Mijn echtgenoot heeft meer tijd nodig. Hij leest iets pas als het al weken gedrukt op tafel ligt; een drukbezet man.
Ik ben een ervaren lezer; ik kom uit een lezend en schrijvend milieu. Mijn moeder was journaliste en ik heb een dochter die professioneel soapscenario’s schrijft. Ik ben eigenlijk de missing link tussen die twee in. Ik schreef al van alles toen ik twaalf was. Ik dropte toen al hele geschriften op het bureau van mijn onderwijzer, maar die wist daar totaal geen raad mee. Ik heb geen idee waar dat gebleven is. Maar ik heb al mijn hele leven geschreven.”
“Je bent dus geen laatbloeier; het duurde gewoon even voor het schrijven productief werd.”
“Precies. Het komt ook doordat wij heel vaak verkast zijn. Ik heb op zoveel plaatsen gewoond. We zijn veertien keer verhuisd voordat we hier terechtkwamen ...”
“Is de conclusie dan dat je nu pas de rust vindt om dingen op papier te zetten? Zit er dan nog het nodige in de pipeline ?”
“Ik ben heel tevreden met dit tweede boek en mijn ambities zijn niet duidelijk omlijnd. Ik schrijf ook primair voor mezelf; ik denk niet aan lezers als ik iets op papier zet. Ik zou wel eens iets met een scenario willen doen, desnoods als bewerking van mijn boeken en dan verspreid over acht afleveringen die elk op zichzelf staan. Dat is niet iets wat je alleen kan doen, geloof ik. Met z’n tweeën kun je veel scherper werken.”

Bij het afscheid wens ik Agathe Wurth succes met De Maasmoorden en informeer ik of er — net als bij Ongeluk — een boekpresentatie komt met uitzicht op de plaats delict. “Ik vind wel wat,” stelt ze me gerust. “Ik ben tenslotte de enige die het verschil kent tussen de fictie en wat waar is gebeurd!”


© John Brosens 2007

________________________________________________________________________

 

Eerder verschenen van haar hand :