Sluit dit vernster
Lees een eerder verhaal: Zekerheid
Print dit verhaal

Kattekwaad

 

Achteraf kon ik mij niet meer herinneren waarom ik besloot eerder de snelweg te verlaten en binnendoor naar huis terug te rijden. Niet dat het enig verschil zou hebben gemaakt, het bracht me alleen in een bepaalde stemming. Het was een late nazomermiddag, de zon scheen nog warm op mijn kalende kruin door het open dak van de auto. Niets wees erop dat de herfst al in aantocht was. In de verte bewoog een combine zich langzaam in een grote stofwolk over het veld. Oogsttijd maakt me altijd onrustig, bronstig. Het kwam slecht uit dat Poeske vandaag niet thuis op me wachtte, juist nu ik zo naar haar verlangde. Voor het eerst sinds we getrouwd waren, kwam ik in een leeg huis. Ik had er zelf op aangedrongen dat ze de uitnodiging van oude vrienden zou aannemen en tot 's-avonds in Amsterdam zou blijven. Er zouden mij deze keer geen heerlijke geuren uit de keuken tegemoet komen en ik hoefde niet te raden wat voor bijzonders ze voor me had gekookt, het kleine verliefde spelletje dat we iedere avond speelden. Er leek geen eind te komen aan onze wittebroodsweken. Poeske, mijn lieve meisje.
Binnen verwelkomde de hond me met gepaste vreugde. Hij was, samen met een oud bureautje dat Poeske van haar grootmoeder had geërfd, de enige inbreng van mijn vrouw in ons huwelijk, ruim een half jaar geleden. We waren al gauw goede maatjes geworden, daarom had Poeske hem thuisgelaten om mij gezelschap te houden tijdens haar afwezigheid. Zo had ik toch wat aanspraak. Maar het bleef Poeske's hond en ik werd hoogstens vriendelijk geaccepteerd als randverschijnsel in zijn leven. Ik kon me voorstellen dat Poeske er behoefte aan had om weer eens in Amsterdam uit te gaan met wat vrienden, leeftijdgenoten, al lieten de astronomisch hoge telefoonrekeningen er geen twijfel over bestaan dat iedereen in de tussentijd wel voortdurend op de hoogte was gehouden van haar wel en wee op het platteland.

Mijn wrevelige stemming verdween onmiddellijk toen ik eenmaal binnen was. Overal lagen en hingen briefjes van Poeske. 'Laat je Flip meteen uit als je thuiskomt? en geef hem om 7 uur een half blik en wat droog voer erdoorheen (staat links op de plank boven het aanrecht) en kijk even of er nog genoeg water in zijn drinkbak zit.' En: 'Niet meer dan twee glaasje sherry drinken, zóó eenzaam ben je nu ook weer niet', met een lippenstiftkusje.
Op de koelkast waren wel vijf briefjes geplakt, met aanwijzigingen waar ik gewassen sla kon vinden en de speciale dressing die ze gemaakt had, waar het ovenschoteltje stond, enzovoort. Op de ovendeur hing een heel grote brief over voorverwarmen en magnetrontijden. Ik begon het grappig te vinden en tamelijk slim van mezelf dat ik zomaar (met een beetje hulp) zou kunnen overleven door zelf mijn maaltijd te bereiden. Een druk zakenleven met veel reizen en leven in hotels, gevoegd bij mijn stationering in het Verre Oosten, hadden mijn huishoudelijke kwaliteiten tot nu toe niet op de proef gesteld.

Terwijl ik mijn tweede sherry inschonk, ging de telefoon. Het was Poeske. Ze klonk wat ademloos. Vond ik het erg als ze wat later thuis kwam? Kees en Mirjam hadden kaartjes voor een musical, maar Hans was voor een spoedgeval weggeroepen en Mirjam zou het zó leuk vinden als zij in zijn plaats meeging. De babysit was er al, dus het was echt zonde om niet te gaan en ze had al zolang geen musical gezien, ze had er geweldig veel zin.
'Alsjeblieft, Willem!'
Hoe kon ik daar weerstand aan bieden? Ik vond het natuurlijk erg leuk voor Poeske en verzekerde haar dat ik me best zou redden..
Voor een extra drankje kwam ik nu wel in aanmerking. Ik besloot om iets moois te maken van de lange avond die voor me lag. Ik zou me niet laten kennen en haar morgen precies vertellen hoe goed ik het er zonder haar vanaf had gebracht.

Om te beginnen deed ik Poeske's schort aan om mij in stijl in mijn eerste kookavontuur te storten. Het was zo'n groot praktisch schort, waar je helemaal in zat, met twee grote zakken. Ik keek even in de spiegel en vond dat ik er heel geloofwaardig uitzag. Terwijl ik wachtte op het warm worden van de oven, inspecteerde ik gedachteloos de inhoud van de zakken: links een wasknijper, een plastic theelepeltje, wat tissues, rechts een stompje potlood, een boodschappenlijstje en een verkreukeld recept of zoiets. Ik streek het papier glad, nieuwsgierig naar wat er allemaal voor nodig was om zo'n eenvoudig ovenschoteltje klaar te maken.
Het was een briefje van Oscar. Geen gewoon briefje, maar de brief van een hopeloos verliefde man. Hij schreef hoe ontzettend hij zich verheugde op haar komst. Tot in de kleinste, misselijk makende details beschreef hij wat hij allemaal met haar zou doen. Met mijn Poeske. En niet voor de eerste keer, dat was wel duidelijk.
Ik werd razend. Even kon ik niets meer zien. Ik voelde een spanning in me groeien, te groot om binnen te houden. Ik geloof dat ik een soort dierlijk gebrul uitstootte. Toen ik enigszins tot bedaren kmam, was mijn eerste reactie om in de auto te springen en naar Amsterdam te rijden waar ik Oscar met mijn eigen handen zou wurgen. Toen herinnerde ik mij hoe gretig Poeske de uitnodiging van Mirjam had aangenomen. Ze was vanmorgen naar Amsterdam gejakkerd met het plannetje in haar hoofd om later met dat rotsmoesje over die musical aan te komen. En die hond die zogenaamd voor mijn gezelligheid thuis moest blijven, kon ze natuurlijk missen als kiespijn tijdens haar rendez-vous.
Hoe lang was dit al aan de gang? Hoe vaak was dat miezerige knulletje hier geweest, als ik op mijn werk was? Hoeveel van die pornografische briefjes had die armoedzaaier al sinds ons huwelijk geschreven? Het was Poeske's schuld, zíj deed mij dit aan, zíj bedroog mij met voorbedachten rade met haar vroegere vriendje. Bij hoog en laag had ze beweerd dat het allemaal voorbij was met Oscar, dat ze alleen van míj hield. Tussen ons was het liefde op het eerste gezicht geweest, zei ze. Ze viel op oudere mannen, ja ja. Ik was blind geweest. Het was allemaal zo duidelijk nu.
Poeske moest sterven. Ik werd heel kalm, voelde me verkillen. Ik heb eerst gewoon gegeten. Een heerlijk visschoteltje, glaasje witte wijn erbij, alles opgeruimd, vuile borden en glazen in de afwasmachine. Daarna concentreerde ik me bij een sigaartje op wat ik zou gaan doen en de juiste volgorde in de uitvoering ervan.
In grote lijnen stond mijn plan al gauw vast: Elly (ik betrapte me erop dat ik mijn vrouw in gedachten niet meer bij haar koosnaampje noemde, maar gewoon Elly, Elly Vermeulen, zoals ze eigenlijk heette) zou met haar auto het kanaal inrijden vannacht en helaas verdrinken.
Natuurlijk had ze, zoals gewoonlijk, geen veiligheidsgordel om. Haar kennende zou ze ook wel wat gedronken hebben voor ze in de auto stapte. Daardoor en door vermoeidheid miste ze helaas de scherpe bocht onder aan de afrit van de snelweg, waarna ze rechtuit de dijk afreed, het water in. Door de klap tegen de voorruit raakte ze bewusteloos of in elk geval verdoofd genoeg om niet meer op tijd de auto uit te kunnen komen. Vanzelfsprekend was er niemand op dat late uur aanwezig om haar te redden. Jammer, that's life.
Inmiddels zat ik thuis niets vermoedend op haar te wachten en werd langzamerhand steeds ongeruster. De rest zou ik later wel bedenken, tijd genoeg om ontroostbaar te worden. Eerst aan de slag.

Ik steek een extra sigaartje aan met Oscar's brief en begin met het buitenwerk. Het wordt al een beetje donker, het lijkt of er onweer in de lucht zit, in de verte hoor ik wat gerommel. Het geeft niet of iemand mij ziet, ik kan doen wat ik wil zolang Elly in gezelschap van allerlei getuigen in Amsterdam verblijft. (Oscar zal morgen heel wat uit te leggen hebben.)
Ik breng mijn vouwfietsje in de auto naar de plaats waar Elly zal verongelukken en verstop het in de bosjes naast de weg. Onderweg experimenteer ik een beetje met hard remmen, om de precieze plaats te bepalen waar Elly een hoofdwond moet hebben, als ze inderdaad tegen het stuur of de voorruit zou zijn geslagen. Ik moet haar een behoorlijke dreun moeten geven om het juiste effect te bereiken. Natuurlijk moet ze wel in leven blijven om het later aannemelijk te maken dat ze pas na het ongeluk door verdrinking om het leven is gekomen. Maar dat zal wel lukken.

Terug in huis doe ik zo gewoon mogelijk. Gezellig de open haard aan, Dave Brubeck op de achtergrond; ik neem wat verslagen door en wacht. Halverwege de avond verkleed ik me alvast in een katoenen weekendbroek, poloshirt en sportschoenen. Ik verbaas me erover dat ik zo kalm ben.
Iets over half 2 hoort Flip voordat ik de koplampen van de auto de oprit zie naderen al dat Elly thuis komt. Ik loop naar de deur en op hetzelfde moment dat de hond tegen haar opspringt en zij 'dag schat' zegt, sla ik haar hard met een oude hockeystick op haar blonde hoofd.
Ik vang haar op voor ze de grond raakt en draag haar naar haar auto. Ze kreunt een beetje en ziet er vreselijk uit. Haar bebloede hoofd maakt lelijke vlekken op mijn shirt. Het is nog een heel gesjor om haar op de passagiersstoel te krijgen. Ik ren nog even naar binnen en gooi de hockeystick in de open haard. Met mijn handschoenen aan ga achter het stuur zitten en gebruik alleen mijn vingertoppen om zo min mogelijk haar vingerafdrukken op het stuur te wissen. Dan ik rijd in een kalm gangetje de paar kilometer naar het kanaal.
Op het steile talud zet ik de auto met zijn neus naar het water op de handrem, maar laat de motor draaien. Wel doe ik de lichten even uit. Het is aardedonker, geen maan, geen sterren, alleen af en toe in de verte een bliksemflits. Zoals ik verwachtte, is er geen sterveling te zien. en kan ik alle tijd nemen om haar lichaam te verschuiven naar de bestuurdersplaats.
We mogen aannemen dat ze totaal verrast was en geen tijd heeft gehad om te remmen toen ze de bocht uit vloog, dus ik hoef geen remsporen te fabriceren. Het is een recht-toe, recht-aan ongeluk, veroorzaakt door oververmoeidheid, op een plaats die bekend staat als gevaarlijk. Bovendien gebeuren statistisch gezien de meeste verkeersongelukken vlak bij huis, omdat op bekend terrein de concentratie afneemt.
Hoe lang zou het duren voor zo'n auto vol gelopen is? Het schuifdakje staat in de kantelstand open. Ik leg haar handen op het stuur, doe de lichten weer aan en zet de automaat in de hoogste versnelling voor ik uit de auto spring die langzaam in beweging komt. De harde klap waarmee ik het portier dicht gooi echoot nog een tijdje na in mijn hoofd. De wagen krijgt vaart op de steile helling en verdwijnt met een grote plons in het zwarte water. De motor slaat af, maar de lichten blijven branden. Mooi zo.
Ik stap op mijn fiets en rijd ongehaast terug naar huis. Zelfs mijn hart klopt geen slagje sneller. Ik moet nu heel voorzichtig te werk gaan. De fiets en de sportschoenen veeg ik een beetje af, voor ik ze opberg, maar ik maak ze niet té schoon. Om geen argwaan te wekken, maar van wie eigenlijk? De kleren stop ik met wat andere spullen uit de wasmand in de wasmachine. Als ik weer in mijn nette pak stap, verkreukel ik mijn overhemd hier en daar en knoop mijn das losjes om mijn nek. Mijn jasje hang ik nonchalant over een stoel in de eetkamer.
Vóór ik languit op de bank voor het bijna uitgedoofde vuur ga liggen, alsof ik al wachtend in slaap ben gevallen, schenk ik mijzelf een flink glas cognac in, waarvan ik meteen de helft in een paar grote slokken opdrink. Het decor is gezet, het stuk kan beginnen.
Ik zal tot kwart voor 3 wachten, voordat ik zogenaamd wakker schrik en dodelijk ongerust Hans en Mirjam uit bed bel om te vragen waar Elly blijft. Daarna waarschuw ik de politie en kunnen ze een zoekactie in gang zetten. Eerst nog even de hond uitlaten.
De hond.
Waar is de hond? Niet in de kamer. Ik doe de keukendeur open en fluit. Roep: 'Flip, Flipje, kom eens bij de baas'. Geen enkele reactie, het is nog nooit zo stil geweest. De hond is er niet. Nergens. Toch blijf ik fluiten en roepen, tot ik geen stem meer over heb, lang nadat de afgrijselijke waarheid tot mij doorgedrongen is.
Natuurlijk is de hond er niet, die springt als hij maar even de kans krijgt stiekem in haar auto, onzichtbaar, perfecte schutkleur op de achterbank. Maar hij was niet mee naar Amsterdam…
Trouw tot in de dood.


© Agathe Wurth